
Bier goed, al goed.
St. Bernardus, kwaliteit gebrouwen in schoonheid
Bier was al bekend in de oudheid en staat door de geschiedenis heen, samen met water, bekend als een van de beste dorstlessers op deze aardbol. Er wordt zelfs in oude Egyptische manuscripten al gesproken over bier als een ware godendrank, en echte bierenthousiasten beweren dat bier de dragende kracht is achter de ontwikkeling van de moderne mens. Misschien gaat dat wel wat ver, maar toegegeven, een wereld zonder bier zou voor heel wat mensen geen plezierige plaats zijn.
Dat vonden de monniken klaarblijkelijk ook, want al vroeg in de geschiedenis werd er in vele abdijen kwalitatief hoogwaardig bier gebrouwen.
Hadden die monniken dat bier dan nodig voor hun dagelijkse inspiratie?
Nee, natuurlijk. Monniken halen hun inspiratie uit een wat geheiligder bron, maar we leven nu eenmaal in een aardse wereld met aardse noden en om in die noden te voorzien is vaak geld nodig.
Door bier te brouwen konden de monniken een geliefd product leveren dat hielp om in hun levensonderhoud te voorzien, zonder het klooster te hoeven verlaten.
Het was de geboorte van de bekende Trappisten- en Abdijbieren, die onder meer in België razend populair zijn. Dus toen een vriend van mij hoorde dat ik op vakantie naar België ging, werd hij direct enthousiast.
“Je gaat naar België?” zei hij met een brede grijns. “Dan moet je beslist naar Watou gaan.”
“Wa-wat?” vroeg ik verbaasd. “Waarom?”
“Dat is een prachtig dorp met nog geen 1900 inwoners,” antwoordde hij. “Het ligt tegen de Franse grens aan en staat bekend om zijn rust en schoonheid, en…” Hij stak zijn vinger op en begon te fluisteren: “…er staan daar twee bierbrouwerijen.”
“Twee brouwerijen?” Ik slikte. Ik ben al sinds jaar en dag een fervent liefhebber van Belgisch bier en een dorpje met twee brouwerijen was inderdaad een reden om mijn vakantieplannen aan te passen.
“Daar maken ze Westvleteren en het bekende St. Bernardus Abt 12.”
“St. Bernardus 12 wordt in Watou gemaakt?” zei ik ongelovig.
Mijn vriend knikte. “Klopt… in Watou.”
Op weg naar het land van Sint-Bernardus
En zo kwam het dat Watou een van mijn eerste pleisterplaatsen werd op mijn reis door een van Europa’s bekendste bierlanden. Ik stapte enthousiast door de schilderachtige straatjes van Watou, op zoek naar een goed biercafé. Op het Marktplein zag ik al direct een grote taveerne met een uithangbord waarop stond dat ze daar bijna alle soorten bier verkochten die er in omloop zijn. De perfecte plaats dus voor een echte St. Bernardus Abt 12.
St. Bernardus is trouwens geen Trappist, maar een abdijbier. Aan de smaak kun je het verschil nauwelijks merken, maar het verschil zit in de plaats waar het bier gebrouwen wordt.
In 1992 werd namelijk de regel van kracht dat alleen bier dat daadwerkelijk in een klooster gebrouwen wordt de naam ‘Trappist’ mag dragen. Dat is bij St. Bernardus niet het geval en daarom heet het Abdijbier.
De taveerne was gezellig ingericht, ofschoon er nog niemand zat. Het rook er fris en schoon en ik begon me te verheugen op mijn eerste St. Bernardus. De man achter de tap begroette me hartelijk.
“Wat kan ik voor u doen?” vroeg hij met een grote grijns.
“St. Bernardus Abt 12. Verkoopt u dat?”
Hij kneep zijn ogen samen. “St. Bernardus 12? Natuurlijk verkopen wij dat. Dat bier komt uit ons eigen dorp. Dat is het vlaggeschip onder de Belgische biertjes.” Hij draaide zich om en pakte een flesje van een plank. “St. Bernardus,” zei hij terwijl hij naar het etiket tuurde, “is een smakelijk bier, gemaakt van de beste mout en gist. Een stevig biertje met zijn 10.5% alcohol, maar een echte aanrader. Ik zou denken dat als Onze Lieve Heer de tijd had om bier te brouwen, Hij dit zou brouwen.” Hij grinnikte om zijn eigen grapje. “Gaat u op het terras zitten?”
Ik knikte.
“Goed, dan breng ik het zo.”
Ik had net een lekker plaatsje in de zon gevonden toen hij kwam aanlopen met de St.Bernardus en een speciale kelk en een bakje met kaasblokjes.
“Kent u de geschiedenis van St. Bernardus?” vroeg ik hem, terwijl ik een slokje nam en mij verbaasde over de verrassend stevige smaak. Ik proefde honing en amandelen, maar het was ook wat zoutig. Dat kwam, zou ik later leren, door het bronwater dat voor het brouwproces gebruikt was.
De geschiedenis
“De geschiedenis van dit bier?” herhaalde de barman. “Natuurlijk ken ik die. Eigenlijk heeft elke biersoort zijn eigen unieke verhaal. En dat is belangrijk, want echt bier is niet zomaar een drankje. Echt bier leeft en moet gedronken worden met aandacht en zorg.” Het was duidelijk dat hij het maar wat leuk vond om zijn kennis omtrent St. Bernardus te spuien.
“Zal ik even aanschuiven?” vroeg hij terwijl hij de stoel al naar achteren had geschoven.
Ik knikte. “Graag.”
“St. Bernardus,” zei hij nadat hij uitgebreid zijn keel geschraapt had, “werd van origine gemaakt om lekker te zijn. Vakmanschap is een kwestie van kennis en gevoel, en dat kon je wel aan de monniken die met het brouwen begonnen zijn overlaten.” Hij leunde tevreden achterover en glimlachte. “Ik denk dat die monniken eerst goed gebeden hebben voor ze met het brouwen begonnen, want dit bier is beslist een van de beste Belgische biersoorten die er bestaan. Voor 1946 werd het bier uitsluitend in de abdij zelf gebrouwen en ging het voornamelijk om de inkomsten. Dat begon al ergens in het begin van 1800.”
“Zo vroeg al?” vroeg ik. “Ze moeten wel echte bierliefhebbers zijn geweest?”
Hij knikte. “Dat denk ik wel, maar de voornaamste reden dat ze met het brouwen begonnen kwam door een rare wet die ze in die tijd hadden. In die tijd was het verplicht om de metselaars die het klooster aan het bouwen waren elke dag twee bier te geven als deel van de betaling. Maar de monniken hadden nog bier, nog het geld om iedere dag weer zoveel bier aan te schaffen. De oplossing lag voor de hand. Ze konden het zelf maken.”
Dat ging goed tot 1946, maar toen vond de Abt het welletjes. Hij vond dat zijn monniken veel te veel met bier bezig waren en niet genoeg aan geestelijker zaken dachten.” Er verschenen lichtjes in zijn ogen. “Wie weet, misschien proefden ze ook wel wat te veel van dat spul. Het is tenslotte een hemels drankje. ”
Ik luisterde geboeid.
“Ophouden was echter geen optie,” ging de barman verder. “Ze hadden de inkomsten tenslotte nodig en het bier was inmiddels zo populair dat de vraag ernaar enorm groot was. Dus werd er besloten om het bier in een echte brouwerij te gaan maken. Het klooster maakte afspraken met de meesterbrouwer van Westvleteren en vanaf dat moment werd het bier uitgebracht onder de naam St.Sixtus, een naam die te maken had met de speciale gist die voor dit bier gebruikt werd.”
Hij stopte even met zijn relaas en zag dat mijn glas leeg was. “Nog eentje,” vroeg hij uitnodigend. “Die krijg je van mij.”
Nog voor ik had kunnen antwoorden, was hij al vertrokken en verscheen hij even later met twee nieuwe flesjes. Hij nam er zelf ook een.
“Waar was ik gebleven?” vroeg hij terwijl hij mijn glas volschonk. “O ja… St.Sixtus. Dat veranderde in 1992. Toen kreeg je het verschil tussen Trappistenbier en Abdijbier. Omdat St.Sixtus in een brouwerij werd gemaakt en niet in een klooster, moest de naam veranderen en werd er gekozen voor de naam St.Bernardus. Je hebt hier dus de brouwerij van Sint-Bernardus, maar er wordt ook nog echt trappistenbier gemaakt in de abdij van Westvleteren. Maar die smaakt eigenlijk precies hetzelfde. Ze gebruiken tenslotte hetzelfde recept.”
“Dus St.Bernardus Abt 12 en Westvleteren 12 zijn dus eigenlijk hetzelfde bier?” vroeg ik.
Hij aarzelde. “Ja en nee. Ja, omdat het verschil inderdaad miniem is. Maar toch kun je wel wat verschil proeven. Westvleteren wordt met ander water gebrouwen en ook de gist is niet precies hetzelfde. Twee koks met hetzelfde recept maken het eten toch altijd iets anders klaar, en dat geldt ook voor St. Bernardus en West-Vleteren. Beide biertjes zijn wereldberoemd en St. Bernardus heeft zelfs eens in de top 4 van beste bieren ter wereld gestaan.”
Terwijl mijn gastheer mijn glas weer volschonk, keek ik glazig naar het etiket op mijn flesje. Er stond een uitbundig lachende monnik op die enthousiast een glas hemelse St. Bernardus omhooghield.
“Hij vindt het klaarblijkelijk ook heel lekker,” zei ik terwijl ik naar het flesje wees.
“O die? Ja, die monnik is nu ook heel bekend. Ze zeggen dat op elk duizendste flesje het etiketje anders is. Dat de monnik dan knipoogt, maar ik heb het zelf nog nooit gezien.”
Toen ik zelf vier flesjes naar binnen had gewegewerkt, was ik er haast zeker van dat ik hem zag knipogen en voelde ik me net zo blij en opgewonden als de nobele man op het etiket.
Ik stond op. Tijd om een hotel te zoeken.
“Je bent altijd welkom,” schreeuwde de barman me nog na terwijl ik het terras afwaggelde. “Kom morgen maar eens terug voor een Westvleteren 12. Kun je zelf eens proeven of ze hetzelfde zijn.”
Terwijl ik over het Marktplein schommelde, hief ik mijn rechterarm op als groet. De berichten die ik over Watou gehoord had waren juist. Prachtig dorpje, rustig en schoon en het was de geboorteplaats van een van de beste biersoorten ter wereld. Die monniken hadden inderdaad een geweldig werk verricht.
Toch moest je dit bier niet onderschatten, dacht ik nog terwijl ik wanhopig probeerde om mijn schimmige gedachten op orde te houden en de ontvangstruimte van het hotel binnen strompelde. Morgen maar even geen bier.
“Op vakantie?” vroeg de receptionist terwijl hij me inschreef.
Ik knikte.
“Dan moet u beslist onze St. Bernardus 12 eens proberen,” zei hij vriendelijk. “Da’s een krachtig biertje, met een geweldige geschiedenis. Zal ik een flesje naar uw kamer sturen?”
“Dank u,” zei ik terwijl ik hem met lodderige ogen aanstaarde. “Misschien een andere keer. Maar als u een kopje slappe thee met wat melk naar boven kunt sturen, zou ik u erg dankbaar zijn.”